Tip hier de redactie
Nieuws
Bekijk overzicht
October 18, 2019
Artikel delen

Checklist mediawijsheid: 10 aandachtspunten voor digitaal lesmateriaal

Het aanbod van lesmateriaal met mediawijsheid programma’s neemt snel toe. Daarmee worden we ook geconfronteerd met de vraag hoe effectief deze programma’s zijn.

Hoe weet je welk programma je het beste kunt gebruiken? Om scholen, leerkrachten en mediacoaches te helpen hun weg te vinden in het grote aanbod heeft Mediawijzer.net een checklist samengesteld. De checklist bestaat uit tien punten en kan gebruikt worden voor lesmateriaal omtrent mediawijsheid, maar ook voor digitale geletterdheid.

 

1 – Is het duidelijk wie de ontwikkelaar is van het programma?

Bij het kijken naar de ontwikkelaar van het programma wordt al snel duidelijk of deze partij een commerciële of niet-commerciële insteek heeft. Ook kan hiervan het doel en belang afgeleid worden van de ontwikkelaar.

Daarnaast wordt het zo duidelijk of de ontwikkelaar ook wel expertise in het onderwerp heeft.

Zo kan de kwaliteit en betrouwbaarheid van een programma worden ingeschat.

 

2 – Is het programma goed onderbouwd?

Met een goede onderbouwing wordt meteen duidelijk hoe het programma is opgebouwd en waarom het zou werken. In het ideale geval wordt er ook verwezen naar wetenschappelijke literatuur.

Programma’s die zijn ontwikkeld op basis van theorie en wetenschappelijk onderzoek hebben meer kans effectief te zijn.

 

3 – Heeft het programma duidelijke leerdoelen?

De leerdoelen van het programma moeten transparant en specifiek zijn. Op welke mediawijsheidscompetenties is het gericht? Is het een gespecialiseerd programma of algemeen? Wat gaan de leerlingen precies doen, en met welke materialen?

Met de juiste leerdoelen kan er een beslissing worden gemaakt die het beste aansluit bij de kinderen qua leeftijd en interesses.

©Istock

4 – Sluit het programma aan bij de behoeftes van de kinderen en uitvoerder?

Is het lesmateriaal geschikt voor de mediawijsheid competenties die de leerlingen moeten ontwikkelen? Sommige kinderen bezitten bepaalde competenties al, en de school kan een keuze maken om hieraan bij te dragen, of juist dubbel leren te vermijden.

Wanneer er wordt gekozen voor een programma dat de kinderen iets leert wat ze nog niet goed beheersen, is de kans groter dat het effect heeft.

 

5 – Sluit het programma aan bij de eigenschappen van de leerlingen?

Geen kind is hetzelfde. Op sociaal, emotioneel en cognitief niveau zit verschil. Tussen een 8- en 11-jarige bijvoorbeeld, maar ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd.

Sommige kinderen zijn onderdeel van een kwetsbare groep en het is van belang dat het programma hier rekening mee houdt. Biedt het programma de mogelijkheid om het delen ervan aan te passen aan de eigenschappen en het ontwikkelingsniveau van de kinderen?

 

6 – Sluit het programma aan bij de visie van de school?

Net als kinderen zijn scholen ook verschillend. Met hun kijk op de wereld, het kind en het onderwijs. Dit kan zijn op het gebied van onderwijsvorm (zoals Dalton, Montessori en Jenaplan) of geloofsovertuiging.

Wordt duidelijk gemaakt door de aanbieder bij welke visie het programma aansluit? En is het mogelijk het programma aan te passen zodat het alsnog aansluit bij de visie van de school?

©Istock

7 – Bevat het programma heldere instructies?

Met heldere instructies is er meteen duidelijk wat gedaan en gezegd moet worden. Programma’s werken vaak het beste als ze volgens een bepaalde werkwijze worden uitgevoerd.

Ook wordt hierin uitgelegd hoe er kan worden omgegaan met het niveauverschil van kinderen.

 

8 – Is het duidelijk aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan?

De randvoorwaarden om het programma uit te voeren moeten duidelijk zijn, zodat er geen tijd wordt verspild. Dit kan techniek zijn (zijn er genoeg computers?), tijd, en competenties van de uitvoerder. Wanneer deze zaken niet op orde zijn kan dit nadelige gevolgen hebben op de effectiviteit van een programma.

 

9 – Houdt het programma rekening met de sociale omgeving?

Als de sociale omgeving van kinderen betrokken wordt bij het mediawijsheid programma zal het sneller effectief zijn. Door ouders en grootouders te betrekken kan de kloof tussen wat een kind leert en hoe er thuis met media wordt omgegaan kleiner worden.

Dit kan betekenen dat kinderen thuis ook de kans krijgen de competenties toe te passen en vergroot de effectiviteit van het programma.

 

10 – Is de effectiviteit van het programma bewezen?

Wanneer de doelstellingen van het programma bereikt worden, kan deze worden aangemerkt als effectief. Dit kan op verschillende manieren worden bewezen, bijvoorbeeld door een voor- en nameting, of wetenschappelijk onderzoek.

Daarnaast is het goed om te kijken naar het programma zelf en wat er tijdens het uitvoeren hiervan gebeurt.

 

Meer informatie over de tien aandachtspunten van lesmateriaal over mediawijsheid kun je vinden op mediawijzer.net.

 

Tags

Deel dit artikel

Wilt u belangrijke informatie delen met de redactie?

Tip hier de redactie

BLIJF OP DE HOOGTE VAN AL HET ONDERWIJSINNOVATIE NIEUWS